De vertalers van Darwin genieten van zijn werk. ‘Af en toe denk ik wel: wat maak je het jezelf moeilijk, man’
„Vraag een groep biologen wie van hen een boek van Charles Darwin in de kast heeft en de meesten zullen hun hand opsteken. Maar vraag dan wie zijn werk ook echt gelézen heeft, en de respons is veel lager. Dat is jammer”, betoogt Darwin-vertaler en bioloog Ludo Hellemans (75) tijdens een gesprek in de Amsterdamse Hortus Botanicus. „Darwins boeken zijn zoveel meer dan alleen maar een lesje over evolutie.”
Het oeuvre van de negentiende-eeuwse bioloog en geoloog bestaat behalve uit bekende titels als Over het ontstaan van soorten (On the origin of species), De afstamming van de mens (The descent of man) en De reis van de Beagle (The voyage of the Beagle) uit boeken over onder meer wormen, koraaleilanden en vleesetende planten. „Darwin wist het mooi, grappig en toegankelijk op te schrijven. Hij was een meesterlijke communicator”, zegt Hellemans. „Darwin benadert de lezer als zijn gelijke. Vaak brengt hij je ertoe om zelf al tot de conclusie te komen voordat hij dat een paar bladzijden verder zelf doet.”
Darwins vermogen tot wetenschapspopularisatie was voor Hellemans een reden om ‘ja’ te zeggen toen hij in 2000 werd benaderd door uitgever Nieuwezijds voor een nieuwe vertaling van Darwins evolutieboek Over het ontstaan van soorten. In 2002 volgde De afstamming van de mens, en selectie in relatie tot sekse.
„Vaak droeg Darwin zijn werk eerst voor in gesproken vorm, aan een breed publiek”, zegt Toon van der Ouderaa (72), eveneens bioloog en vertaler, van Darwins Wormenboek, Darwins Klimplantenboek en Darwins Koraalriffenboek. „Hij betrok zijn toehoorders bij zijn verhaal, maakte gebruik van retorische vragen, anekdotes en terzijdes. Zijn taalgebruik hield hij zo simpel mogelijk, hij gebruikte weinig jargon…”
Met orchideeën ben ik momenteel bezig, de vleesetende planten staan nog op de planning
Hellemans: „Darwin schreef voor een breed publiek, en daar hoorden ook vrouwen bij. Maar seksueel getinte passages in De afstamming van de mens, bijvoorbeeld over apen die erecties krijgen, schreef hij toch liever in het Latijn, omdat de victoriaanse dames die taal niet kenden. Die Latijnse passages heb ik zo laten staan, maar ik heb ze ook vertaald, met hulp van een classicus.”
Hellemans benadrukt dat hij zo dicht mogelijk bij de stijl van Darwin wilde blijven. „Ik streefde ook naar dezelfde zinslengte. Ik stelde me soms voor dat Darwin over mijn schouder meelas. Er waren passages die ik heel moeilijk vond om helder te vertalen. Ik heb lang zitten zwoegen op Darwins beschrijving van de geometrische structuur van bijen- en wespennesten. Ik voelde een grote opluchting toen ik in een van Darwins brieven las dat hij vele dagen had besteed aan diezelfde passage, om die beschrijving helder te formuleren.”
Bij andere passages stelde Hellemans zich juist voor dat Darwin hardop zat te gniffelen. „Zo trekt hij in De afstamming van de mens, wanneer hij geloof in God bespreekt, een parallel tussen de goedgelovigheid van zijn hond en religie: ‘Mijn hond, een volgroeid en zeer verstandig dier, lag gedurende een warme en stille dag op het gazon; maar op een kleine afstand deed een licht windje af en toe een geopende parasol bewegen, iets waarvoor de hond geen aandacht zou hebben gehad als er iemand bij had gestaan. Maar nu, elke keer dat de parasol bewoog, gromde en blafte de hond hevig. Hij moet, denk ik, op een snelle en onbewuste manier hebben beredeneerd dat beweging zonder zichtbare oorzaak op de aanwezigheid duidde van een of andere vreemde, levende kracht, en geen vreemdeling had het recht zich op zijn territorium te bevinden.’ Zoiets vind ik prachtig.”
Van der Ouderaa: „Af en toe denk ik wel bij het lezen van Darwins teksten: wat maak je het jezelf moeilijk, man. Al die bijzinnen en bijvoeglijke naamwoorden… Het grappige is dat zelfs zijn gezin hem daarmee plaagde. Zoon Francis Darwin verwijst in z’n biografie naar een passage in Over het ontstaan van soorten, over de larve van een zeepok ‘met zes paar prachtig geconstrueerde zwempoten, een paar schitterende samengestelde ogen, en extreem complexe antennes’. Francis schrijft: ‘Wij lachten hem uit om deze zin, die we vergeleken met een reclametekst’.”
Bij Hellemans ontstond de interesse in het werk van Darwin al op jonge leeftijd. „Mijn Litouwse grootvader vertelde me als kind al over hem. En aan de universiteit van Leuven werd lesgegeven over de evolutietheorie door een bioloog die ook priester was. Gewoonlijk gaf hij les in burgerkleding, maar bij het onderwerp evolutie kwam hij ineens in priesterkleding opdagen. Hij deed dat om te demonstreren dat hij als bioloog én als priester het recht had om evolutie te doceren. Ik stapte later over naar de universiteit van Utrecht, en toen ik daar een hoogleraar biologie hoorde verkondigen dat hij het onderwerp evolutie ‘omwille van zijn geloof’ uit het curriculum hield, dacht ik eerst dat hij een grapje maakte. Ik was de enige die lachte.”
Van der Ouderaa, die een jaar later dan Hellemans begon aan zijn biologiestudie, raakte pas op latere leeftijd geïnteresseerd in het werk van Darwin. „Op reis had ik eens een Engels exemplaar van het wormenboek gekocht, en na mijn pensioen begon ik daar – puur voor mijn eigen plezier – dingen uit te vertalen. De volledige titel luidt Humusvorming door wormen, met observaties over hun levenswijze, en het omspant meer dan veertig jaar wormenonderzoek, dat Darwin samen met zijn zoon Francis uitvoerde. Een mooi experiment dat Darwin deed vind ik dat waarin hij papieren driehoekjes aan de wormen in zijn tuin voorschotelde, om te zien of deze zo slim waren om het papiertje bij de smalle top vast te pakken en zo op de gemakkelijkste manier hun wormengang in te slepen.” (Antwoord: ja, meestal wel.)
In een ander experiment testte Darwin, samen met zijn familieleden, of wormen kunnen horen. Zijn 5-jarige kleinzoon Bernard blies op een fluitje, zijn zoon Francis speelde fagot, zijn dochter Elizabeth schreeuwde en zijn vrouw Emma speelde piano. Darwin beschrijft de reactie in zijn boek als volgt: „Ze schonken geen enkele aandacht aan schril geluid van een metalen fluit waarop herhaaldelijk naast hen geblazen werd; dat deden ze ook niet aan de diepste en hardste tonen van een fagot. Schreeuwen liet ze onverschillig als er voor gezorgd werd dat de adem hen niet beroerde. Ze bleven totaal rustig als ze geplaatst waren op een tafel dicht bij de toetsen van een piano waar zo hard mogelijk op gespeeld werd.” Tegenwoordig worden sommige van Darwins experimenten nog op scholen uitgevoerd, voegt Van der Ouderaa toe.
Hellemans knikt. „Darwin betrok zijn kinderen bij zijn experimenten met planten. Een heel moderne opvoeding. Hij bewaarde zijn manuscripten in dezelfde gangkast waar speelgoed van de kinderen werd bewaard. De didactische boodschap: we moeten elkaars eigendommen respecteren.”
Het werk van Darwin werd al tijdens diens leven voor het eerst naar het Nederlands vertaald. Tiberius Cornelis Winkler kwam in 1860, nog geen jaar na het verschijnen van On the origin of species, met een Nederlandse vertaling. Hellemans: „Winkler was een geoloog en een christen. Dat zie je in zijn vertaling. Wanneer Darwin stelt dat zijn zienswijze het ontstaan van de biodiversiteit beter verklaart dan het scheppingsverhaal dat doet, laat Winkler zo’n onchristelijke zin gewoon weg.”
In overleg met de uitgever koos Hellemans ervoor om Darwins allereerste uitgave van eind november 1859 te vertalen. „Die is veel feller en gepassioneerder van toon dan de latere.” Zijn vertaling verscheen in 2000, ook eind november. „Ik heb alleen biologische termen gebruikt die in Darwins tijd werden gebezigd. Ik heb daar weleens commentaar op gekregen. Waarom gebruikte ik niet gewoon onze moderne begrippen, zoals ‘genetica’? Dat zou in mijn ogen flagrant anachronistisch zijn.”
Later, kort na Darwins dood eind negentiende eeuw, kwam Hermanus Hartogh Heys van Zouteveen met een reeks vertalingen: Het ontstaan der soorten, Het varieëren der huisdieren en cultuurplanten, De afstamming van den mensch en seksueele teeltkeus, Het uitdrukken der gemoedsaandoeningen bij den mensch en de dieren en De reis van de Beagle. Maar veel boeken bleven onvertaald, waaronder die over wormen, koraalriffen, klimplanten, orchideeën en vleesetende planten. Van der Ouderaa: „Die eerste drie heb ik nu vertaald. Met orchideeën ben ik momenteel bezig, de vleesetende planten staan nog op de planning.”
Van der Ouderaa raakte door het vertalen zo enthousiast dat hij speciaal omwille van Darwin een eigen uitgeverij oprichtte, APMBoek, om zodoende in 2019 Darwins Wormenboek te kunnen uitgeven. „Andere uitgeverijen vonden het te veel een nicheonderwerp. Overigens beschouwde Darwin zelf het ook als zodanig: hij dacht dat niemand het zou kopen. Het was het laatste boek dat hij schreef, in 1881, één jaar voor zijn dood. Uiteindelijk werd het een bestseller: het verkocht in de eerste maanden beter dan On the origin of species.” Hellemans: „Het belang van bodembeestjes is nu een zeer actueel onderwerp. Ik vind het fantastisch dat Toon dat boek heeft vertaald.”
Inmiddels geeft Van der Ouderaa ook ander werk uit. Zo verscheen onlangs De Amazone op van William Henry Edwards, het reisverhaal van een jonge Amerikaan in Brazilië die de negentiende-eeuwse natuuronderzoeker Alfred Russel Wallace inspireerde. „Het werk van Wallace ben ik ook aan het vertalen.”
Darwin verzamelde veel gegevens voor zijn boeken per brief, zegt Van der Ouderaa. „Zijn correspondentiearchief, dat is gedigitaliseerd, omvat meer dan 15.000 brieven, waarvan zo’n 900 over orchideeën!” Hellemans: „Hij stuurde bijvoorbeeld gedrukte vragenformulieren aan missionarissen en militairen in Britse kolonies, met gerichte vragen over planten, dieren en autochtone mensen. De grootste uitgavenpost in zijn huishoudboekje waren postzegels. Daaraan gaf hij meer uit dan aan de tuinmannen die zijn royale tuin moesten onderhouden.”
De Darwins en de Wedgwoods (de pottenbakkersfamilie waartoe Emma behoorde) behoorden tot de rijke families van Engeland, voegt Van der Ouderaa toe. „Maar Darwin ging daardoor niet naast zijn schoenen lopen. Hij deed ook veel aan liefdadigheid. Zo was hij penningmeester van twee sociale fondsen waaruit dorpsgenoten werden ondersteund bij ziekte, werkloosheid en overlijden. Hij werd rijk door investeringen in infrastructuur, zoals havens, kanalen en spoorwegen.”
Ook over zijn wetenschappelijke kwaliteiten was Darwin overigens bescheiden. In zijn autobiografie, in 2000 vertaald door Fieke Lakmaker, schrijft hij: „Met de middelmatige talenten die ik bezit, is het oprecht verrassend dat ik hiermee in aanzienlijke mate de overtuigingen van wetenschappers op een aantal belangrijke punten heb kunnen beïnvloeden.” Van der Ouderaa: „Typisch Darwin. Niet alleen een buitengewone wetenschapper, maar ook een sympathieke man.”
De vertalingen van Hellemans en Lakmaker zijn gratis te downloaden van de site van Uitgeverij Nieuwezijds:
www.nieuwezijds.nl. De drie vertalingen van Van der Ouderaa, Darwins Wormenboek, Darwins Koraalriffenboek en Darwins Klimplantenboek zijn in de boekwinkel te koop, of te bestellen via
www.apmboek.nl.